Eens verscheen Jahwe aan Abraham bij de eik van Mamre, toen Abraham op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent zat. 2Hij sloeg zijn ogen op en zag plotseling drie mannen voor zich staan. Meteen liep hij van de ingang van zijn tent naar hen toe; hij boog diep en zei: `Wees zo welwillend, heer, uw dienaar niet voorbij te gaan. Ik zal water laten halen; was uw voeten en rust hier onder de boom. Nu u bij uw dienaar bent zal ik brood voor u halen om u te sterken voor uw verdere reis.’ Zij zeiden:`Heel graag.’ Abraham ging haastig de tent in naar Sara en zei: `Neem gauw drie schepel fijn meel, kneed het en bak er koeken van.’ Daarna liep Abraham naar de kudde, zocht een lekker mals kalf uit en gaf het aan zijn knecht om het snel klaar te maken. Toen bracht hij hun wrongel en melk, en het kalf dat hij had laten toebereiden, en zette hun dat alles voor; terwijl zij aten bleef hij bij hen staan, onder de boom.
– Gen 18, 1-8