Lezing
Hymne
124
Psalmen
122
Lauden
Hymne
124
Psalmen
780
KS
125
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
1215
KS
127
Vespers
Hymne
731
Psalmen
1567
KS
128
Completen
Hymne
682
Psalmen
1203
Heilige Maria
Moeder van God
Eerste lezing
Num. 6, 22-27
De Heer zei tegen Mozes:
‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen:
“Moge de Heer u zegenen en u beschermen,
moge de Heer het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn,
moge de Heer u zijn gelaat toewenden en u vrede geven”.
Als zij mijn naam over het volk uitspreken, zal ik de Israëlieten zegenen.’
Antwoordpsalm
Psalmen 67(66),2-3.5.6.8
God, wees ons genadig en zegen ons,
laat het licht van uw gelaat over ons schijnen,
dan zal men op aarde uw weg leren kennen,
in heel de wereld uw reddende kracht.
Laten de naties juichen van vreugde,
want u bestuurt de volken rechtvaardig
en regeert over de landen op aarde.
Dat de volken U loven, God,
dat alle volken U loven.
Moge God ons blijven zegenen,
zodat men ontzag voor Hem heeft
tot aan de einden der aarde.
Tweede lezing
Gal. 4, 4-7
Broeders en zusters, toen de tijd gekomen was zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet,
maar gezonden om ons vrij te kopen van de wet opdat wij zijn kinderen zouden worden.
En omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept.
U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God en als zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God.
Evangelie
Lc. 2, 16-21
In die tijd haasten de herders zich naar Betlehem en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren Kind, dat in de kribbe lag.
Toen ze dit gezien hadden, maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was.
Allen die het hoorden, stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden.
Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.
De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was.
Nadat de acht dagen voorbij waren en men Hem moest besnijden, ontving Hij de naam Jezus, zoals Hij door de engel was genoemd voordat Hij in de moederschoot werd ontvangen.