5 januari ✝ Hoogfeest van de Openbaring des Heren

Lezingen



Openbaring des Heren

Evangelielezing

Lezing

Hymne

738

Psalmen

152

Lauden

Hymne

739

Psalmen

780

KS

155

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

157

KS

159

Vespers

Hymne

737

Psalmen

160

KS

161

Completen

Hymne

682

Psalmen

1203

Openbaring des Heren

Eerste lezing

Jes. 60, 1-6

Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de Zon gaat over u op
en de glorie van de Heer begint over u te schijnen.
Want zie: duisternis bedekt de aarde, het donker de volkeren,
maar over u gaat de Heer op en zijn glorie is boven u verschenen.
Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad.
Sla uw ogen op en zie om u heen: van overal stromen ze naar u toe,
uw zonen komen van verre, uw dochters draagt men op de arm.
Bij het zien hiervan zult gij met blijdschap worden vervuld en uw hart zal bonzen
en wijd worden van vreugde. Want de schatten der zee gaan over in uw bezit,
de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen.
Een zee van kamelen bedekt u, jonge kamelen van Midjan en Efa.
Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe; ze voeren goud en wierook aan
en verkondigen luid de roem van de Heer.

Antwoordpsalm

Psalmen 72(71),1-2.7-8.10-11.12-13

Geef, o God, uw wetten aan de Koning,
uw gerechtigheid aan de Koningszoon.
Moge Hij uw volk rechtvaardig besturen,
uw arme volk naar recht en wet.
Moge in zijn dagen de rechtvaardige bloeien,
de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat.

Moge Hij heersen van zee tot zee,
van de Grote Rivier tot de einden der aarde.
De koningen van Tarsis en de kustlanden,
laten zij Hem een geschenk brengen.
De koningen van Seba en Saba,
laten ook zij Hem schatting afdragen.

Laten alle koningen zich neerwerpen voor Hem,
alle volken hem dienstbaar zijn.
Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept,
wie zwak is en geen helper heeft.
Hij ontfermt zich over weerlozen en armen,
wie arm is, redt Hij het leven.

Tweede lezing

Ef. 3, 2-3a.5-6

Broeders en zusters, gij hebt vernomen hoe zich Gods genade heeft verwerkelijkt, die mij is met het oog op u gegeven is;
dat mij door openbaring de kennis van het geheim is meegedeeld zoals ik het reeds in het kort heb beschreven.
Nooit is het onder vroegere geslach­ten aan de kinderen der mensen bekend gemaakt, zoals het nu door de Geest is geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten:
dat de heidenen in Christus Jezus medeerfgenamen zijn, medeleden en mededeelgenoten van de belofte door middel van het evangelie

Evangelie

Mt. 2, 1-12

In die tijd zag Toen Jezus te Betlehem in Juda geboren was ten tijde van ko­ning Herodes, kwamen er te Jeruza­lem Wijzen uit het oosten
en vroegen: ‘Waar is de pasgebo­ren Koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te bren­gen.’
Toen koning Herodes dit hoorde, werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem.
Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor, waar Christus moest geboren worden.
Zij antwoor­den hem: ‘Te Betlehem in Juda. Zo immers staat er geschre­ven bij de profeet:
En gij, Betlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de ge­ringste onder de leiders van Juda,
want uit u zal een leidsman te voor­schijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël.’
Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen en vroeg hun nauwkeu­rig naar de tijd waarop de ster versche­nen was.
Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht: ‘Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar dat Kind
en wanneer gij het gevonden hebt, bericht het mij dan, opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.’
Na de koning aange­hoord te hebben vertrokken zij. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden,
ging voor hen uit totdat zij boven de plaats waar het Kind zich bevond stil bleef staan.
Op het zien van de ster wer­den zij vervuld van overgrote vreu­gde.
Zij gingen het huis bin­nen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieen neer vallend
betuigden zij het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voor­schijn en boden het geschen­ken aan: goud, wierook en mirre.
En in een droom van Godswege gewaar­schuwd niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.