Lezing
Hymne
738
Psalmen
947
Lauden
Hymne
739
Psalmen
950
KS
173
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
955
KS
174
Vespers
Hymne
737
Psalmen
958
KS
174
Completen
Hymne
682
Psalmen
1209
Eerste lezing
1 Joh. 4,19-21.5,1-4
Wij hebben lief, omdat God ons het eerst heeft liefgehad.
Maar als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is hij een leugenaar.
Want als hij zijn broeder die hij ziet niet liefheeft,
kan hij God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien.
Dit gebod hebben wij dan ook van Hem gekregen:
wie God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben.
Iedereen die gelooft dat Jezus de verlosser is, is een kind van God. Welnu,
wie de vader liefheeft bemint ook het kind.
Willen wij God liefhebben en zijn geboden onderhouden,
dan moeten wij ook Gods kinderen liefhebben. Dat is onze maatstaf.
God beminnen wil zeggen zijn geboden onderhouden,
en zijn geboden zijn niet moeilijk te onderhouden,
want ieder die uit God geboren is overwint de wereld. En het wapen
waarmee wij de wereld overwinnen is geen ander dan ons geloof.
Antwoordpsalm
Psalmen 72(71),1-2.14.15bc.17.
Geef, o God, uw wetten aan de Koning,
uw gerechtigheid aan de Koningszoon.
Moge Hij uw volk rechtvaardig besturen,
uw arme volk naar recht en wet.
Hij verlost hen van onderdrukking en geweld,
hun bloed is kostbaar in zijn ogen.
Zonder ophouden zal men voor Hem bidden,
Hem zegen toewensen, dag aan dag.
Zijn Naam zal eeuwig bestaan,
zijn Naam zal voortleven zolang de zon zal schijnen.
Men zal wensen gezegend te worden als hij,
en alle volken prijzen hem gelukkig.
Evangelie
Lc. 4,14-22a
In die tijd keerde Jezus in de kracht van de Geest terug naar Galilea
en men sprak over Hem in heel de streek.
Hij trad nu op als leraar in hun synagogen en werd algemeen geprezen.
Zo kwam Hij ook in Nazaret, waar Hij was grootgebracht, ging volgens zijn gewoonte
op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.
Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol
en vond de plaats waar geschreven stond:
De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft.
Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen,
aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien;
om verdrukten te laten gaan in vrijheid,
om een genadejaar af te kondigen van de Heer.
Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten.
In de synagoge waren aller ogen gespannen op hem gevestigd.
Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Het Schriftwoord
dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.’
Allen bevestigden Hem hun instemming en verbaasden zich,
dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden.