Van Paulus, gevangene van Christus Jezus, en onze broeder Timóteüs, aan onze beminde medewerker Filémon, Appia, onze zuster, Archippus, onze wapenbroeder, en de gemeente die bij u aan huis samenkomt. Genade voor u en vrede vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus!Â
Ik dank mijn God altijd, telkens als ik u in mijn gebeden gedenk, want ik hoor van de liefde en de trouw die gij de Heer Jezus en alle heiligen betoont. Moge het geloof waaraan gij deel hebt werkzaam worden door het inzicht in alle goeds dat wij voor Christus kunnen doen. Veel vreugde en troost, broeder, heb ik al ondervonden van de liefde waarmee gij het hart van de christenen verkwikt hebt.Daarom, al heb ik ook in Christus alle recht u op uw plicht te wijzen, toch geef ik de voorkeur aan een verzoek en aan een beroep op uw liefde. Paulus is het die u schrijft, een oud man, nu bovendien een gevangene van Christus Jezus, en mijn verzoek geldt het kind dat ik hier in de gevangenis heb verwekt.
– Fil 1, 1-11