Het getijdengebed is een voortzetting van de lofzang van Christus, de hogepriester. Door het bidden van de psalmen wordt het gebed van Christus tot de Vader voortgezet door de kerk. De lauden vormen het ochtendgebed van het getijdengebed. Het woord lauden is een vernederlandsing van het Latijnse laudes, het meervoud van laus wat lof of lofprijzing betekent.