11 januari ✝ Zaterdag na de Openbaring des Heren

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

738

Psalmen

977

Lauden

Hymne

739

Psalmen

983

KS

179

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

988

KS

180

Vespers

Hymne

188

Psalmen

149

KS

181

Completen

Hymne

682

Psalmen

1201

Eerste lezing

1 Joh. 5, 14-21

Vrienden, ons vertrou­wen op God geeft ons de zekerheid dat Hij naar ons luistert, als wij Hem iets vragen overeenkom­stig zijn wil.
En als wij weten dat Hij naar al ons vragen luistert, mogen wij er ook zeker van zijn dat onze gebeden al zijn verhoord.
Als iemand zijn broeder een zonde ziet bedrijven die niet voert tot de dood, moet hij voor zijn broeder bidden,
en God zal hem in leven houden, dat wil zeggen, als zijn zonde hem niet doodt.
Want er is een zonde die voert tot de dood; hiervoor geldt mijn aansporing om te bidden niet.
Maar hoewel elke verkeerde daad zonde is, brengt niet elke zonde de dood.
Wij weten dat een kind van God niet zondigt; de Zoon van God behoedt hem, en de boze heeft geen vat op hem.
Wij weten dat wij bij God horen, terwijl de hele boze wereld in de macht van de boze ligt.
Wij weten dat de Zoon van God gekomen is, en ons inzicht gegeven heeft
om de waarachtige God te kennen, en wij zijn in de waarachti­ge God,
want wij zijn in Jezus Christus, zijn Zoon. Dit is de ware God, dit is eeuwig leven!
Kinderen, wacht u voor valse goden.

Antwoordpsalm

Psalmen 149(148),1-2.3-4.5-6a.9b

Zingt voor de Heer een nieuw gezang,
zijn lof weerklinke te midden der zijnen
Israël juiche zijn Schepper toe,
Laat Sions zonen hun Koning begroeten.

Looft zijn Naam in een heilige dans
bespeelt voor Hem harp en citer.
Want onze Heer, die zijn volk bemint,
omkranst de verdrukten met zegekransen.

Jubelt dus heiligen, om uw triomf,
viert feest in uw legerplaatsen.
Gaat met het lied van God in uw mond,
een taak die zijn vromen tot eer strekt.

Evangelie

Joh. 3, 22-30

In die tijd ging Jezus met zijn leerlingen het land van Judea in, bleef daar enige tijd met hen en doopte er.
Maar ook diende het doopsel toe, te Enom bij Salim, omdat daar veel water was;
men ging daarheen om zich te laten dopen.
was namelijk nog niet in de gevangenis geworpen.
Enige leerlingen uit de kring van Johannes geraak­ten in een twistgesprek met een Jood over reini­gingskwes­ties.
Zij gingen naar Johannes en zeiden hem: ‘Rabbi, de man die met u was aan de overkant van de Jordaan
en over wie gij een getuigenis hebt gegeven: nu Hij aan het dopen is, lopen ze allemaal naar Hem toe.’
Johannes gaf hun ten antwoord: ‘Een mens kan zich niets toeëige­nen, tenzij het hem vanuit de hemel gegeven is.
Gij zijt zelf mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Messias niet,
maar een gezondene om voor Hem uit te gaan.
De bruidegom is hij die de bruid heeft, maar de vriend van de bruidegom, die staat te luisteren of hij hem hoort,
is al vol blijdschap wanneer hij de stem van de bruidegom verneemt.
Zo nu is mijn vreugde en ze is volkomen.
Hij moet groter worden ik kleiner.