13 februari 2025 ✝ Donderdag in de 5e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

711

Psalmen

836

Lauden

Hymne

713

Psalmen

838

KS

841

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

842

KS

845

Vespers

Hymne

714

Psalmen

846

KS

849

Completen

Hymne

682

Psalmen

1209

Eerste lezing

Gen. 2,18-25.

De Heer sprak: Het is niet goed dat de mens alleen is,
Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.
Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels,
en Hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven:
zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten.
De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren,
maar hij vond geen helper die bij hem paste.
Toen liet God, de Heer, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep
nam Hij een van zijn ribben weg; Hij vulde die plaats weer met vlees.
Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de Heer,
een vrouw en Hij bracht haar bij de mens.
Toen riep de mens uit: ‘Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente,
mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.’
Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder
en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.
Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.

Antwoordpsalm

Psalmen 128(127),1-2.3.4-5.

Gelukkig ieder die ontzag heeft voor de Heer
en de weg gaat die Hij wijst:
Je zult eten wat je werk opbrengt,
geluk en voorspoed vallen je toe.

Je vrouw als een vruchtbare wijnstok
in het midden van je huis,
je kinderen als jonge olijfbomen
in een kring om je tafel.

Ja, zo wordt gezegend
de man die ontzag heeft voor de Heer.
Ontvang de zegen van de Heer uit Sion,
verheug je in de voorspoed van Jeruzalem,
alle dagen van je leven.

Evangelie

MC. 7,24-30

In die tijd trok Jezus naar de streek van Tyrus en Sidon. Hij ging een huis binnen en wilde niet dat iemand het te weten kwam, maar Hij kon niet onopgemerkt blijven.
Een vrouw wier dochtertje door een onreine geest was bezeten, kwam dan ook, zodra ze van Hem gehoord had, naderbij en wierp zich aan zijn voeten.
De vrouw was een Helleense van Syrofenicische afkomst. Zij vroeg Hem de duivel uit haar dochter uit te drijven.
Hij sprak tot haar: ‘Laat eerst de kinderen verzadigd worden, want het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de honden te geven.’
Maar zij had een antwoord en zei Hem: ‘Jawel, Heer. De honden onder tafel eten immers van de kruimels van de kinderen.’
Toen sprak Hij tot haar: ‘Omdat ge dit zegt, ga heen, de duivel heeft uw dochter verlaten.’
Zij keerde naar huis terug, trof haar kind te bed en bevond dat de duivel was heengegaan.