14 november ✝ Donderdag in de 32e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

714

Psalmen

1158

Lauden

Hymne

713

Psalmen

1160

KS

1163

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

1164

KS

1166

Vespers

Hymne

714

Psalmen

1168

KS

1170

Completen

Hymne

682

Psalmen

1209

Eerste lezing

Fil 1, 7-20

Dierbaren, veel vreugde en troost heb ik al ondervonden van de liefde waarmee gij het hart van de christenen verkwikt hebt.
Daarom, al heb ik ook in Christus alle recht u op uw plicht te wijzen,
toch geef ik de voorkeur aan een verzoek en aan een beroep op uw liefde. Paulus is het die u schrijft, een oud man, nu bovendien een gevangene van Christus Jezus,
en mijn verzoek geldt het kind dat ik hier in de gevange­nis heb verwekt. Ik bedoel Onesimus.
die u in het verleden bijzonder weinig voordeel heeft opgeleverd, maar die nu terdege nuttig is, zowel voor u als voor mij.
Ik stuur hem terug naar u en met hem heel mijn liefde.
Gaarne had ik hem hier gehouden, als uw plaatsvervanger,
om voor mij te zorgen in mijn gevangenschap voor het evangelie.
Maar ik wil niets doen zonder uw instemming, ik wil niets afdwingen,
uw goedheid moet zich spontaan kunnen uiten!
Misschien was dat wel de reden waarom hij een tijd lang bij u is weg geweest:
dat ge hem voorgoed terug zoudt krijgen,
nu niet meer als slaaf, maar als veel meer dan een slaaf, als een geliefde broeder.
Dat is hij voor mij al helemaal, hoeveel meer dan voor u, als mens en als christen.
Als gij u dus met mij verbonden voelt, heet hem dan welkom zoals ge het mij zoudt doen.
En mocht hij u schade hebben berokkend of iets schuldig zijn, zet het maar op mijn rekening.
Hier is mijn handtekening: Paulus, ik zal betalen… Of zullen we zeggen: zet het op uw eigen rekening? Ge zijt me toch al uzelf schuldig!
Kom broeder, laat me een beetje van u profiteren, ter wille van de Heer. Stel om Christus’ wil mijn hart gerust.

Antwoordpsalm

Psalmen 146(145),7.8-9a.9bc-10

De Heer doet altijd zijn woord gestand,
verdrukten verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft,
gevangenen geeft Hij de vrijheid.

De ogen van de blinden opent de Heer,
gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen,
de Heer behoedt de ontheemden.

De Heer geeft wees en weduwe steun,
maar zondaars laat Hij verdwalen.
De Heer is koning in eeuwigheid,
uw God, Sion, heerst over alle geslachten.

Evangelie

Lc 17, 20-25

Toen Jezus door de Farizeeën de vraag werd gesteld, wanneer het Rijk Gods zou komen, gaf Hij hun ten antwoord: ‘De komst van het Rijk Gods kunt ge niet waarnemen.
Men kan niet zeggen: Kijk, hier is het, of daar is het. Want het Rijk Gods is midden onder u.’
Hij zei tot zijn leerlingen: ‘Er zal een tijd komen dat gij zult wensen een dag van de Mensenzoon te zien, maar gij zult de Mensenzoon niet zien.
Als men u zal zeggen: Zie, Hij is daar of: Zie, Hij is hier, gaat er dan niet naar toe en volgt ze niet.
Want wanneer zijn dag komt, zal de Mensenzoon zijn als de opflitsende bliksem, die schittert van het ene einde van de hemel tot het andere.
Maar eerst moet Hij veel lijden en door dit geslacht verworpen worden.