15 februari 2025 ✝ Zaterdag in de 5e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

720

Psalmen

868

Lauden

Hymne

721

Psalmen

871

KS

873

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

874

KS

877

Vespers

Hymne

691

Psalmen

878

KS

881

Completen

Hymne

682

Psalmen

1201

Eerste lezing

Gen. 3,9-24

Nadat Adam van de boom gegeten had, riep God de Heer de mens: ‘Waar ben je?’
Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’
‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik je verboden had te eten?’
De mens antwoordde: ‘De vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten.’
‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg God, de Heer, aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’
God, de Heer, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang.
Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’
En tot de vrouw sprak Hij: De lasten uwer zwangerschap zal Ik verzwaren, In smarten zult ge kinderen baren; Toch zult ge naar uw man verlangen, En hij zal over u heersen.
En Hij sprak tot den mens: Omdat ge naar uw vrouw hebt geluisterd, En van de boom hebt gegeten, waarvan Ik u verbood te eten; Is om u de aardbodem vervloekt, Alleen door levenslang zwoegen zult ge er van eten.
Distels en doornen zal hij u voortbrengen, Ofschoon gij u met veldgewas moet voeden;
In het zweet van uw aanschijn zult gij uw brood eten, Totdat ge terugkeert tot de grond, waaruit ge genomen zijt. Want ge zijt stof, En tot stof keert ge terug!
De mens noemde zijn vrouw nu Eva, omdat zij de moeder zou worden van al wat leeft.
En Jahweh God maakte kleren van dierenhuiden voor den mens en zijn vrouw, en bekleedde hen daarmee.
Toen sprak Jahweh God: Zie, door de kennis van goed en kwaad is de mens geworden als een van ons. Als hij nu zijn hand maar niet uitstrekt, om te plukken en te eten van de levensboom, zodat hij ook nog eeuwig blijft leven!
Daarom verdreef Jahweh God hem uit de tuin van Eden, om de grond te bebouwen, waaruit hij genomen was.
Hij joeg den mens weg, en plaatste ten oosten van Edens tuin de cherubs met de vlam van het bliksemende zwaard, om de weg naar de levensboom te bewaken.

Antwoordpsalm

Psalmen 90(89),2.3-4.5-6.12-13

Voordat de bergen waren geboren; Eer aarde en wereld werden gebaard, Zijt Gij, o God, in de eeuwen der eeuwen!
Maar de mensen laat Gij tot stof vergaan, En zegt: Keert er toe terug, gij kinderen der mensen!
Duizend jaar zijn in uw ogen
als de dag van gisteren die voorbij is,

niet meer dan een wake in de nacht.
U vaagt ons weg als slaap
in de morgen, als opschietend gras
dat ontkiemt in de morgen en opschiet,

en ’s avonds verwelkt en verdort.
Leer ons zo onze dagen te tellen
dat wijsheid ons hart vervult. Zijn dagen zijn geteld.
Keer U tot ons, Heer – hoe lang nog?

Ontferm U over uw dienaren.

Evangelie

Mc. 8,1-10

Toen er in die tijd weer eens veel mensen bijeen waren en zij niets te eten hebben, riep Jezus zijn leerlin­gen bij zich en sprak tot hen:
‘Ik heb medelij­den met deze mensen, omdat zij al drie dagen bij Mij blijven, zodat ze nu zonder voedsel zijn.
Wanneer Ik hen zonder eten naar huis laat gaan, zullen zij onderweg bezwijken; sommigen van hen zijn van ver gekomen.’
Zijn leerlingen antwoordden Hem: ‘Waar kan iemand op een zo eenzame plaats brood vandaan halen om hen te verzadi­gen?’
Hij vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebt ge dan?’ ‘Zeven,’ antwoordden zij.
Hij gelastte het volk op de grond te gaan zitten. Toen nam Hij de zeven broden, en na een dankgebed brak Hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten aan het volk; en dat deden ze.
Ze hadden ook nog wat visjes; na de zegen er over uitgespro­ken te hebben zei Hij, dat ze die ook moesten voorzetten.
De mensen aten tot ze verza­digd waren; en aan overgebleven brokken haalde men zeven manden op.
Er waren ongeveer vierduizend personen. Toen zond Hij hen naar huis.
Terstond ging Hij met zijn leerlingen scheep en kwam in de streek van Dalmanuta.