16 november ✝ Zaterdag in de 32e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

720

Psalmen

1191

Lauden

Hymne

721

Psalmen

1193

KS

1196

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

1197

KS

1200

Vespers

Hymne

691

Psalmen

771

KS

774

Completen

Hymne

682

Psalmen

1201

Eerste lezing

3 Joh 1, 5-8

Dierbaren, gij bewijst de broeders trouwe dienst, ook al zijn het vreemden voor u.
Zij hebben dan ook ten overstaan van de gemeente van uw liefde getuigd. Gij doet er goed aan hen ook voor de verdere reis uit te rusten op een wijze die God waardig is.
Want ter wille van de Naam hebben zij zich op weg begeven, zonder iets van de heidenen aan te nemen.
Het is onze plicht de zaak van de waarheid te steunen door zulke mannen gast­vrij te ontvangen.

Antwoordpsalm

Psalmen 112(111),1-2.3-4.5-6

Gelukkig de mens die ontzag heeft voor de Heer
die met liefde heeft voor zijn geboden.
Zijn nageslacht geniet aanzien in het hele land,
de oprechten worden gezegend.

Welvaart en rijkdom bewonen zijn huis,
Hij zal zijn gerechtigheid nooit verliezen.
Hij is voor de vromen een licht in de duisternis,
genadig, barmhartig, rechtvaardig.

Goed gaat het wie genadig is en vrijgevig,
wie zijn zaken eerlijk behartigt.
De rechtvaardige komt nooit ten val,
men zal hem eeuwig gedenken.

Evangelie

Lc 18, 1-8

In die tijd leerde Jezus zijn leerlingen in een gelijkenis dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen.
Hij zei: ‘Er was eens in een zekere stad een rechter, die zich om God noch gebod bekommerde.
Er was ook een weduwe in die stad die herhaaldelijk bij hem kwam met het verzoek: Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander.
Een tijdlang wilde hij niet, maar daarna zei hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij om God noch gebod,
toch zal ik die weduwe recht verschaffen om niet langer ge­plaagd te worden door haar eindeloze bezoeken.’
En de Heer sprak: ‘Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt!
Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitver­kore­nen, die dag en nacht tot Hem roepen en naar wie Hij genadig luistert?
Ik zeg u: Hij zal hun spoedig recht verschaffen. Maar: zal de Mensen­zoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?’