17 november ✝ 33e zondag door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

692

Psalmen

776

Lauden

Hymne

696

Psalmen

780

KS

783

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

784

KS

786

Vespers

Hymne

699

Psalmen

788

KS

791

Completen

Hymne

682

Psalmen

1203

Eerste lezing

Dan 12, 1-3

In die tijd zal de grote vorst Michaël opstaan om de kinderen van je volk te beschermen.
Want het zal een tijd van nood zijn, zoals er eerder nog geen is geweest zolang er volken zijn.
Maar al degenen van je volk, die in het boek staan opgetekend, zullen in die tijd worden gered.
En velen van hen die slapen in het land van het stof, zullen ontwaken,
sommigen om eeuwig te leven, anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden.
Dan zullen de wijzen stralen als de glans van het uitspansel
en degenen die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht
zullen schitteren als de sterren voor eeuwig en immer.

Antwoordpsalm

Psalmen 16(15),5.8.9-10.11

De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker,
Hij heeft mijn lot voor in zijn hand.
Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer
ik val niet, want Hij staat naast mij.

Daarom ben ik vrolijk en blij van geest
daarom kan ik rustig gaan slapen.
Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over
Gij levert mij niet uit aan het graf

Gij zult mij de weg van het leven wijzen
om heel mij vreugde te vinden bij U,
bestendig geluk aan uw zijde.

Tweede lezing

Heb 10, 11-14, 18

Broeders en zusters, de priesters blijven dagelijks hun dienst verrichten
en steeds opnieuw dezelfde offers opdragen die de zonden nooit teniet zullen kunnen doen
terwijl Hij, na zijn eenmalig offer voor de zonden, voorgoed zijn plaats aan Gods rechterhand heeft ingenomen,
waar Hij wacht op het moment dat zijn vijanden voor hem tot een bank voor zijn voeten zijn gemaakt.
Door deze ene offergave heeft Hij hen die zich door hem laten heiligen voorgoed tot volmaaktheid gebracht.
Waar dat alles vergeven is, daar is geen offer voor de zonde meer nodig.

Evangelie

Mc 13, 24-32

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Maar na die ver­schrikkingen
zal in die dagen de zon verduisteren en de maan geen licht meer geven;
de sterren zullen van de hemel vallen en de hemelse heerscha­ren in verwarring geraken;
dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op de wolken, met grote macht en heerlijkheid.
Dan zal Hij zijn engelen uitzenden om zijn uitverkorenen te verzamelen
uit de vier windstreken, van het einde der aarde tot het uiteinde des hemels.
Trekt uit de vergelijking met de vijgeboom deze les: Wanneer zijn twijgen al zacht worden
en beginnen uit te botten, weet ge dat de zomer in aantocht is.
Zo ook, wanneer gij deze dingen ziet, weet dan dat het nabij is, ja voor de deur staat.
Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbijgaan, totdat dit alles gebeurd is.
Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woor­den zullen niet voorbij gaan.
Van die dag of dat uur weet niemand af, zelfs niet de engelen in de hemel,
zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen.