18 februari 2025 ✝ Dinsdag in de 6e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

704

Psalmen

914

Lauden

Hymne

705

Psalmen

918

KS

921

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

922

KS

924

Vespers

Hymne

706

Psalmen

926

KS

928

Completen

Hymne

682

Psalmen

1206

Eerste lezing

Gen. 6,5-8.7,1-5.10.

Toen de Heer zag dat alle mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht.
Hij kreeg er spijt van dat Hij mensen had gemaakt en voelde zich diep gekwetst.
Ik zal de mensen die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht Hij,
en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels,
want Ik heb er spijt van dat Ik ze heb gemaakt.
Alleen Noach vond bij de Heer genade.
Toen zei de Heer tegen Noach: ‘Ga de ark in, samen met je hele gezin,
want Ik heb gezien dat jij als enige van deze generatie rechtschapen bent.
Van alle reine dieren moet je zeven mannetjes en hun wijfjes meenemen,
van de onreine dieren moet je er twee meenemen, een mannetje en zijn wijfje,
en van de vogels weer zeven mannetjes en wijfjes, om hun voortbestaan op aarde veilig te stellen.
Want over zeven dagen zal Ik het veertig dagen en veertig nachten op de aarde laten regenen;
dan zal Ik alles wat er bestaat van de aardbodem wegvagen, alles wat Ik heb gemaakt.’
Noach deed alles zoals de Heer het hem had opgedragen
Toen de zeven dagen voorbij waren, kwam het water van de vloed over de aarde.

Antwoordpsalm

Psalmen 29(28),1b.2.3ac-4.5a.9b.10

Erken de Heer, o goden,
erken de Heer, zijn macht en majesteit,
erken de Heer, de majesteit van zijn naam,
buig u voor de Heer in zijn heilige glorie.

De stem van de Heer boven de wateren,
De Heer boven de wijde wateren,
de stem van de Heer vol kracht,
de stem van de Heer vol glorie.

De stem van de Heer splijt ceders,
en ontbladert de bossen.
De Heer heeft zijn troon boven de vloed,
ten troon zit de Heer als koning voor eeuwig.

Evangelie

Mc. 8,14-21

In die tijd hadden de leerlingen vergeten brood mee te nemen, zodat zij niet meer dan een brood bij zich in de boot hadden.
Toen gaf Hij hun deze waar­schuwing: ‘Let op, wacht u voor het zuurdeeg van de Farizeeën en het zuurdeeg van Herodes!’
Zij spraken daarover onder elkaar: ‘Dat zegt Hij omdat we geen brood hebben.’
Maar Hij bemerkte het en sprak: ‘Wat bespreekt ge daar onderling? Dat Ik dit gezegd heb, omdat ge geen brood hebt? Begrijpt en verstaat ge het dan nog niet? Is uw geest dan zo verblind?
Ge hebt toch ogen: ziet ge dan niets? ge hebt toch oren: hoort ge dan niets? En herinnert ge u niet,
hoeveel korven vol brokken gij hebt opgehaald, toen Ik voor de vijfduizend die vijf broden heb gebroken?’ Zij antwoordden Hem: ‘Twaalf.’
‘En hoeveel manden vol brokken hebt gij opgehaald, toen met die zeven voor de vierduizend?’ En zij antwoord­den: ‘Zeven.’
Daarop zei Hij hun: ‘Begrijpt ge het dan nog niet?’