30 maart 2025 ✝ 4e zondag in de Veertigdagentijd

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

742

Psalmen

1100

Lauden

Hymne

742

Psalmen

1104

KS

257

Middaggebed

Hymne

762

Psalmen

1108

KS

203

Vespers

Hymne

740

Psalmen

1111

KS

259

Completen

Hymne

682

Psalmen

1203

Eerste lezing

Joz. 5,9a.10-12

In die dagen sprak de Heer tot Jozua: “Vandaag heb Ik de smaad van Egypte van u afgewenteld.”
Terwijl de Israëlieten in Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Paasfeest
op de veertiende dag van de maand, in de avond in de vlakte van Jericho.
En daags na Pasen, juist op die dag, aten zij ongezuurd brood
en geroosterd graan dat van het land zelf afkomstig was.
De volgende dag hield het manna op; ze konden nu eten wat het land voortbracht.
Voortaan kregen de Israëlieten geen manna meer;
zij aten gedurende heel het jaar wat Kanaän voortbracht.

Antwoordpsalm

Psalmen 34(33),2-3.4-5.6-7.

De Heer zal ik prijzen iedere dag,
zijn lof ligt mij steeds op de lippen.
Mijn geest is fier op de gunst van de Heer,
laat elk die het hoort zich verheugen.

Verheerlijkt de Heer te zamen met mij
en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren.
Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord,
Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.

Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig,
want Hij stelt u niet teleur.
Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer
en redt hen uit hun ellende.

Tweede lezing

2 Kor. 5,17-21

Broeders en zusters, wie in Christus is, is een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen.
En dit alles komt van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en het (apostelen) de dienst van die verzoening toever­trouwd.
Ja, God was het die in Christus de wereld met zich verzoende: Hij telde de fouten
van de mensen niet en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee.
Wij zijn dus gezanten van Christus, God roept u op door ons woord.
Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen!
Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt,
opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden.

Evangelie

In die tijd kwamen tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Jezus om naar Hem te luisteren.
Maar zowel de Farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’
Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis:
‘Iemand had twee zonen.
De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen.
Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte.
Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden.
Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden.
Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger.
Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u,
ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.”
Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen.
Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.
“Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen.
Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren,
want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.Het gemeste kalf slachten.
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans.
Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had.
De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren.
Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest
als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.
Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”
Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou.
Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”