Lezing
Hymne
734
Psalmen
866
Lauden
Hymne
735
Psalmen
871
KS
137
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
874
KS
138
Vespers
Hymne
739
Psalmen
149
KS
151
Completen
Hymne
682
Psalmen
1201
Eerste lezing
1 Joh. 3, 7-10
Kinderen, laat u niet misleiden: wie het goede doet is heilig zoals Hij;
wie zondigt is een kind van de duivel, want de duivel zondigt vanaf het begin,
en de Zoon van God is juist gekomen om het werk van de duivel ongedaan te maken.
Een kind van God zondigt niet, want de goddelijke levenskiem blijft werkzaam in hem;
hij kan zelfs niet zondigen, want hij is uit God geboren.
Hieraan ken men de kinderen van God en de kinderen van de duivel onderscheiden:
wie het goede niet doet is Gods kind niet, allerminst hij die zijn broeder niet liefheeft.
Antwoordpsalm
Psalmen 98(97),1.7-8.9
Zingt voor de Heer een nieuw gezang,
omdat Hij wonderen deed.
Zijn hand deed zich krachtig gelden,
de macht van zijn heilige arm.
De zee stemt in met al haar gedierte,
de aarde met al wat daar leeft;
de beken klateren bijval,
de bergen jubelen mee.
Zij groeten de Heer, die nabij komt,
die nadert als koning der aarde.
Rechtvaardig bestuurt Hij de wereld,
En de volkeren met billijkheid.
Evangelie
Joh. 1, 35-42
In die tijd stond Johannes aan de overkant van de Jordaan, nu met twee van zijn leerlingen.
Johannes richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: ‘Zie, het Lam Gods.’
De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna.
Jezus keerde zich om en toen Hij zag dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: ‘Wat verlangt gij?’
Ze zeiden tot Hem: ‘Rabbi’ ‑ vertaald betekent dit: Meester ‑ ‘waar verblijft ge?’
Hij zei hun: ‘Gaat mee om het te zien ‘. Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich op hield.
Die dag bleven zij bij Hem. Het was ongeveer het tiende uur.
Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan.
De eerste die hij ontmoette was zijn broer Simon tot wie hij zei: ‘Wij hebben de Messias:’ ‑ vertaald betekent dat: de Gezalfde ‑ ‘gevonden,’
en hij bracht hem bij Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: ‘Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas ‑ dat betekent: Rots ‑ genoemd worden.’