6 januari ✝ Maandag na de Openbaring des Heren

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

738

Psalmen

900

Lauden

Hymne

739

Psalmen

903

KS

163

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

907

KS

164

Vespers

Hymne

737

Psalmen

910

KS

165

Completen

Hymne

682

Psalmen

1205

Eerste lezing

1 Joh. 3,22-24.4,1-6

Vrienden, wij krijgen van God alles wat wij vragen, omdat wij zijn geboden onderhouden en doen wat Hem aangenaam is.
En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft.
Wie zijn geboden onderhoudt blijft in God, en God blijft in hem. En dat Hij in ons woont weten we door de Geest die Hij ons gegeven heeft.
Vrienden, vertrouwt niet elke geest. Onderzoekt de geesten, of ze wel van God komen, want onder hen die tot de wereld zijn uitge­gaan zijn veel valse profeten.
Hieraan onderkent gij de Geest van God: iedere geest die belijdt dat Jezus Christus werkelijk mens is geworden, is van God;
maar iedere geest, die Jezus neerhaalt, is niet van God, en dat is de eigenlijke ‘‘anti­christ’‘. Men heeft u gezegd dat hij komen zou, maar hij is reeds in de wereld, nu al.
Kinderen, gij hoort bij God, en gij zijt sterker dan de leugenprofeten, want Hij die u bezielt is machtiger dan hij die de wereld beheert.
Zij horen bij de wereld, daarom ontlenen zij hun leer ook aan de wereld en luistert de wereld naar hen.
Maar wij horen bij God, en wie God werkelijk kent luistert naar ons. Wie niet van God is weigert naar ons te luisteren. Zo onder­scheiden wij de geest der waarheid van de geest der dwaling.

Antwoordpsalm

Psalmen 2,7bc-8.10-11

Dit is het besluit van de Heer:
Hij sprak tot mij: gij zijt mijn Zoon,
lk heb U heden verwekt.
Dit is het besluit van de Heer:

Hij sprak tot mij; gij zijt mijn zoon,
lk heb u heden verwekt.
Vraag Mij, Ik geef u de volken als erfdeel,
schenk U de aarde als eigendom.

Weest nu verstandig, gij vorsten
heersers der aarde, weet wat gij doet.
Dient de Heer met ontzag,
kust Hem bevend de voeten.

Evangelie

Mt. 4,12-17.23-25

Toen Jezus vernam dat Johannes was gevangen genomen, week Hij uit naar Galilea.
Met voorbijgaan echter van Nazaret vestigde Hij zich in Kafarnaum aan de oever van het meer, in het grensgebied van Zebulon en Naftali,
opdat in vervulling zou gaan het woord van de profeet Jesaja:
Land van Zebulon, land van Naftali, liggend aan de zee, Overjordanie: Galilea van de heidenen!
Het volk dat in de duisternis zat, heeft een groot licht aan­schouwd; en over hen
die in het land van de schaduw van de dood gezeten waren, over hen is een licht opgegaan.
Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: ‘Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.’
Jezus trok rond door geheel Galilea, terwijl Hij als leraar optrad in hun synagogen,
de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en kwalen onder het volk genas.
Zijn faam ging uit over geheel Syrie en men bracht allen tot Hem die er slecht aan toe waren, die door velerlei ziekten
en pijnen gekweld werden, bezetenen, lijders aan vallende ziekte en lammen. En Hij genas hen.
Grote volksmenigten uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem, Judea en het Overjor­daanse sloten zich bij Hem aan.