Lezing
Hymne
1593
Psalmen
1175
Lauden
Hymne
1596
Psalmen
1177
KS
1597
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
1181
KS
1184
Vespers
Hymne
1601
Psalmen
1185
KS
1603
Completen
Hymne
682
Psalmen
1211
H. Paulus Miki en gezellen
martelaren
Paulus Miki werd tussen 1564 en 1566 in Japan geboren. Als lid van de sociëteit van Jezus verkondigde hij met veel succes het evangelie onder zijn landgenoten. Na het uitbreken van een christenvervolging werd hij met vijfentwintig anderen gevangen genomen. Deerlijk mishandeld, werden zij tenslotte op transport gesteld naar Nagasaki, waar zij op 5 februari 1597 werden gekruisigd.
Eerste lezing
Heb. 13,1-8
Broeders en zusters, houd de onderlinge liefde in stand
en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen.
Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangen zat, en om de mishandelden
als om mensen die net zo’n lichaam hebben als u.
Houd het huwelijk in ere, in alle omstandigheden, en houd het echtelijk bed zuiver,
want overspeligen en echtbrekers zal God veroordelen.
Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt.
Hij heeft immers zelf gezegd: ‘Nooit zal ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten,’
zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen.
Wat zouden mensen mij kunnen doen?’
Denk aan uw leiders, die het woord van God aan u hebben verkondigd,
neem een voorbeeld aan hun geloof en kijk vooral goed hoe hun levenswandel eindigt.
Jezus Christus blijft dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid!
Antwoordpsalm
Psalmen 27(26),1.3.5.8b-9abc
De Heer is mijn licht en mijn leidsman,
wie zou ik vrezen?
De Heer is de schuts van mijn leven,
voor wie zou ik bang zijn?
Al staan zij in slagorde voor mij, ik ben niet bevreesd
al voeren zij oorlog met mij, toch blijf ik vertrouwen
In kwade dagen verleent de Heer mij beschutting,
Hij houdt mij verborgen binnen zijn verblijf.
Uw aanschijn Heer, tracht ik te zien.
Wil uw gelaat niet verbergen voor mij,
verstoot mij, uw dienaar, niet in uw gramschap
want Gij zijt mijn helper, verjaag mij dus niet.
Evangelie
Mc. 6,14-29
Toen koning Herodes nu over Jezus hoorde, want zijn naam was bekend geworden, zei hij:
‘Johannes de doper is verrezen uit de doden en daarom werken die wonderkrachten in hem.’
Maar anderen zeiden: ‘Het is Elia ‘, en weer anderen: ‘Hij is een profeet zoals andere profeten.’
Maar toen Herodes dit alles hoorde, zei hij: ‘Neen, het is Johannes, die ik onthoofd heb, die verrezen is.’
Herodes had namelijk zelf Johannes laten grijpen en in de gevangenis in boeien geslagen
omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, want hij had haar tot zijn vrouw genomen.
Johannes had immers tot Herodes gezegd: ‘Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben.’
Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem doden, maar zij kreeg geen kans,
want Herodes had ontzag voor Johannes. Hij wist dat hij een rechtschapen en heilig man was,
en nam hem in bescherming. Telkens wanneer hij hem gehoord had,
verkeerde hij in tweestrijd; maar toch luisterde hij graag naar hem.
Er kwam echter een gunstige dag, toen Herodes bij zijn verjaardag een maaltijd aanrichtte
voor zijn hoogwaardigheidsbekleders, zijn hoofdofficieren en de vooraanstaanden van Galilea.
De dochter van Herodias trad op met een dans en zij beviel aan Herodes en zijn tafelgenoten.
De koning zei tot het meisje: ‘Vraag me wat je wilt en ik zal het je geven.’
En hij bevestigde haar met een eed: ‘Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven, al is het de helft van mijn koninkrijk.’
Zij ging naar buiten en vroeg aan haar moeder: ‘Wat zou ik vragen?’
Deze antwoordde: ‘Het hoofd van Johannes de Doper.’
Zij haastte zich naar de koning en zei hem haar verlangen:
‘Ik wil dat u mij op staande voet op een schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft.’
Dit deed de koning leed, maar om zijn eed gestand te doen en ook wegens zijn tafelgenoten wilde hij haar niet afwijzen.
Terstond stuurde de koning dus een lijfwacht en gelastte hem
het hoofd van Johannes te brengen. De man ging en onthoofdde hem in de gevangenis.
Hij bracht het hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje;
het meisje gaf het weer aan haar moeder.
Toen zijn leerlingen er van gehoord hadden, kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.