8 november ✝ Vrijdag in de 31e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

716

Psalmen

1070

Lauden

Hymne

717

Psalmen

1073

KS

1076

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

1077

KS

1080

Vespers

Hymne

718

Psalmen

1082

KS

1084

Completen

Hymne

682

Psalmen

1210

Eerste lezing

Fil. 3, 17- 4,1

Broeders en zusters, Volgt mij na en houdt hen voor ogen die zich gedragen naar het voorbeeld dat ik u gegeven heb. Want velen leiden een leven…ik heb u vaak op hen gewezen maar nu kan ik er niet dan met tranen over spreken: de vijanden van Christus’ kruis. Zij zijn op weg naar de ondergang, hun buik is hun god, in hun schande stellen zij hun eer, zij hebben hun zinnen gezet op het aardse. Maar óns vaderland is in de hemel en uit de hemel verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus. Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam, met dezelfde kracht die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen. Daarom, mijn beminde broeders en zusters, naar wie ik zo verlang, mijn vreugde en mijn kroon, houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.

Antwoordpsalm

Psalmen 122 (121), 1-2, 3-4a, 4b-5

Hoe blij was ik toen, toen men mij riep:
wij trekken naar Gods huis!

Nu mag mijn voet, Jeruzalem,
uw poorten binnentreden.

Jeruzalem, ommuurde stad,
zo dicht opeen gebouwd:

naar u trekken de stammen op,
de stammen van Gods volk.

Zij gaan naar Israëls gebruik
de Naam van God vereren.

Daar staan de zetels van het recht,
de troon van Davids huis.

Evangelie

Joh. 8,12

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: “Er was eens een rijk man die een rentmeester had, die bij hem werd aangeklaagd dat hij zijn bezit verkwistte. Hij riep hem dus en vroeg: Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf Wat zal ik doen nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten kan ik niet, en bedelen: daarvoor schaam ik mij. Ik weet al wat ik ga doen opdat ik, na mijn ontslag als rentmeester, onderdak vind. Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, één voor één, en zei tot de eerste: Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig? Deze antwoordde: Honderd vaten olie. Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis: ga gauw zitten en schrijf: vijftig. Daarop vroeg hij nog aan een tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Deze antwoordde: Honderd maten tarwe. Hij zei hem: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig. De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester dat hij met overleg had gehandeld, want de kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht.”